#1. “Wat moet ik aan?!”
Ga je voor een casual look, of toch voor een iets chiquere outfit? Help!
#2. “Moet ik een cadeautje meenemen of komt dat stom over?”
Moet je wel of niet iets voor zijn ouders meenemen? En wat dan in vredesnaam?
#3. “Geef ik hem een hand, kus of knuffel?”
Straks wordt het zo’n ongemakkelijk hand-kus moment!
#4. “Straks koken ze iets dat ik niet lust.”
Niet dat je het dan niet (met tegenzin) zou opeten, maar goed.
#5. “Moet ik juist verlegen of enthousiast zijn?”
Je moet een balans zien te vinden; hoe moeilijk dat ook is.
#6. “Moet ik zijn ouders begroeten met een hand of een knuffel?”
Ook hier wil je awkward momenten het liefst skippen.